NOG-VOORZITTER OVER GROEIENDE ZORGVRAAG EN VERZWARING CASEMIX

‘We hebben elkaar nodig’

  • 5 min.
  • Beroepsbelangen
  • Beroepsuitoefening

Communicatie en onderlinge afstemming zijn volgens NOG-voorzitter Marit Maatman sleutelwoorden om de hoge kwaliteit van de Nederlandse oogzorg ook bij een vergrijzende bevolking op peil te houden. Naast de juiste zorg op de juiste plek zijn meer capaciteit en een passende vergoeding nodig.

‘Door corona ziet het voorzitterschap er voorlopig anders uit dan ik me had voorgesteld. Maar het blijft een fantastische uitdaging en een grote eer’, zegt Maatman kort na de honderdste dag van haar voorzitterschap. ‘We hebben een gezelschap om trots op te zijn, met enthousiaste mensen die op verschillende plekken een bijdrage leveren: in academische centra, algemene ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra. Internationaal gezien staat de Nederlandse oogheelkunde, zowel de zorg als de wetenschap, op hoog niveau. Dat doen we met elkaar, en daar wil ik graag aan bijdragen.’

De juiste plek

De verschillende compartimenten hebben volgens Maatman allemaal baat bij onderlinge afstemming en samenwerking om het groeiend aantal patiënten adequate zorg te kunnen bieden. ‘Academische centra kunnen zich richten op wetenschappelijk onderzoek en de zorg voor bijzondere patiënten doordat de algemene ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra het grootste deel van de routinezorg voor hun rekening nemen. Patiënten met een complexere zorgvraag kunnen ook elders gezien worden doordat de collega’s vanuit de academische centra laagdrempelig kunnen worden benaderd voor advies en zo nodig overname van een behandeling.’
Bij het leveren van ‘de juiste zorg op de juiste plek’ zijn onderlinge afstemming en vertrouwen volgens Maatman essentieel. Zo wordt over en weer de indruk voorkomen dat bepaalde problemen ‘over de schutting gegooid worden’. ‘En als je wel die indruk hebt, neem dan contact op met die collega. Het geheel van de oogheelkundige zorg functioneert alleen als we het samen doen: van de huisarts en optometrist in de anderhalve lijn tot en met de academische centra.’
De resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten volgens Maatman ook op de ‘juiste plek’ terechtkomen, door nascholing en intercollegiaal overleg. Zo blijft de vooruitgang in het vak gewaarborgd. ‘We kunnen nu zo veel meer dan een paar decennia geleden. Die vooruitgang moeten we koesteren. Academische centra moeten daar ruimte voor hebben en niet verdrinken in routinezorg.’

Toename zorgvraag

Nederland loopt volgens Maatman voorop in het organiseren van de juiste zorg op de juiste plek. Ook de taakherschikking begint daarin zijn vruchten af te werpen. ‘We moeten wel uitkijken dat we niet te ver voor de troepen uitlopen. Door taakherschikking wordt de casemix zwaarder. De patiënten die nu bij de oogarts komen, hebben in toenemende mate complexe problematiek. Dat moet terugkomen in de vergoedingen.’
Omdat veel oogheelkundige problematiek leeftijdsgebonden is, betekent de vergrijzing dat de druk toeneemt. ‘Je ziet bovendien dat ouderen tegenwoordig hogere eisen stellen. Mensen die vroeger bij wijze van spreken achter de geraniums zaten, staan nu op de golfbaan en willen toch wel graag ook de bal op de laatste hole goed raken. En we hebben de mensen ook steeds meer te bieden. Waar een patiënt met maculadegeneratie vroeger maar moest accepteren dat zijn visus achteruitging, kunnen we nu een effectieve behandeling aanbieden. Dat is prachtig, want dat komt de levenskwaliteit en de mogelijkheden tot meedoen in de maatschappij ten goede. Het betekent echter wel dat de zorgvraag toeneemt, hoe goed we het ook organiseren met z’n allen.’ 
Voor die groeiende zorgvraag zullen ook meer oogartsen nodig zijn. Het Capaciteitsorgaan en NOG buigen zich dan ook regelmatig over de ramingen om de opleidingscapaciteit zo nodig bij te sturen.
Daardoor zal in de komende jaren het aantal actieve oogartsen geleidelijk toenemen tot rond de 800 in 2030. ‘Als we alles goed verdelen, dan hebben we ook in de komende jaren voldoende capaciteit. We moeten ons ook realiseren dat iemand die nu oogarts wordt, nog decennia het vak zal uitoefenen
– ook als de demografische piek gestabiliseerd is of weer afneemt. En het is natuurlijk doodzonde, en vaak een persoonlijk drama, als mensen na zo’n intensieve opleiding werkloos worden.’

Strategie en prioriteiten

De huidige strategie van het NOG liep tot eind 2019. In dat jaar zijn beleidsdagen georganiseerd, waarin de uitkomsten zijn besproken en nieuwe prioriteiten werden vastgesteld. Door de pandemie is er nog geen nieuwe strategie geformuleerd, vooral omdat geplande regionale bijeenkomsten niet konden doorgaan. Maatman: ‘Die bijeenkomsten zijn bedoeld om te peilen hoe het ervoor staat in de regio’s: wat heeft gewerkt en wat niet? Dat kan niet goed online. Je wilt ook de meer non-verbale reacties van mensen kunnen peilen. Daarom hebben we ervoor gekozen om die bijeenkomsten uit te stellen tot we weer fysiek bij elkaar mogen komen. Ze stonden nu voor september gepland, maar gezien de huidige situatie zijn die weer uitgesteld naar het voorjaar van 2022.’ Na deze bijeenkomsten zal het bestuur een nieuwe strategie formuleren. Tot die tijd richten Maatman en haar collega’s zich op de prioriteiten die tijdens de beleidsdagen in 2019 naar voren kwamen (zie kadertekst).

Nasleep pandemie

De nasleep van de pandemie zal ook aandacht blijven vragen. Maatman: ‘Het is nog niet helemaal duidelijk hoeveel patiënten vanwege corona afgezien hebben van een bezoek aan de oogarts. Ik heb persoonlijk de indruk dat we met zijn allen een flink deel van de patiënten hebben kunnen behandelen, maar de cijfers hierover laten nog even op zich wachten.’
Ten slotte nog een vraag naar mogelijke langetermijngevolgen van de pandemie in het kader van dit themanummer over kindergeneeskunde: kinderen en jongeren hebben meer dan ooit achter beeldschermen gezeten tijdens de lockdowns. Hoe zorgen we dat ze geen verhoogd risico lopen op myopie en andere oogaandoeningen? ‘Ik houd van een positieve benadering. Het is logisch dat kinderen, net als hun ouders, meer achter beeldschermen hebben gezeten. Nu kunnen ze gelukkig weer buiten spelen, dus laten we de boodschap uitdragen dat ze nu lekker naar buiten kunnen en zich daardoor makkelijker kunnen houden aan de richtlijnen voor verstandig beeldschermgebruik.’


PRIORITEITEN VOOR DE KOMENDE JAREN

In afwachting van het nieuwe beleidsplan ziet NOG-voorzitter Marit Maatman de volgende belangrijke thema’s voor de komende jaren, die naar voren zijn gekomen tijdens de beleidsdagen in 2019:

  • juiste zorg op de juiste plek;
  • bijbehorende afstemming en communicatie;
  • aandacht voor vergoedingen van een zwaardere casemix;
  • werklastverlichting en met name minder registratielast.

‘Persoonlijk vind ik communicatie bij al deze thema’s een belangrijke rode draad. We investeren daarom in een nieuwe NOG-website, die zowel collega’s als patiënten kan helpen om elkaar gemakkelijker te vinden. En ik ben ook enthousiast over De Oogarts – ik vind het elke keer weer prachtig om te lezen over het werk van alle gedreven collega’s’, aldus Maatman.


R.C.M. Maatman is algemeen oogarts in het Alrijne Ziekenhuis (Leiden, Leiderdorp, Alphen aan den Rijn). Ze studeerde in Leiden en werd in het Oogziekenhuis Rotterdam opgeleid tot oogarts. In 2018
trad ze toe tot het NOG-bestuur en sinds maart 2021 is ze NOG-voorzitter.